Het Vlaamse landschap wordt gekenmerkt door een zeer hoge veeconcentratie. De Vlaamse veestapel telde in 2022 maar liefst 45,5 miljoen stuks pluimvee, 5,4 miljoen varkens en 1,25 miljoen runderen. Bijna al deze dieren bevinden zich in grote industriële stallencomplexen. Deze stallencomplexen geven geregeld aanleiding tot geurhinder bij de omwonenden. Uit het meest recente schriftelijke leefomgevingsonderzoek van 2018 blijkt dat in Vlaanderen “landbouw” een belangrijke bron van geurhinder is.
Deze geurhinder geeft aanleiding tot een groot aantal vergunningsbetwistingen. Los van deze vergunningsproblematiek (m.i.v. de mogelijkheid om een bijstelling van de vergunning te vragen), worden hieronder aan de hand van uitspraken in rechtszaken een aantal alternatieve pistes beschreven die kunnen worden gevolgd om onaanvaardbare geurhinder aan te pakken.
Concreet gaat het over vier verschillende pistes: strafrechtelijk, burenhinder, bestuurlijke maatregelen en overheidsaansprakelijkheid. Elk van deze pistes heeft zijn eigen voor- en nadelen. Voor eventuele vragen kan u terecht op info@dryade.info.
1 Strafrechtelijk
1.1 Referentie
Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afd. Oudenaarde van 14 januari 2020 (niet gepubliceerd).
1.2 Beknopte samenvatting
Een groep omwonenden ondervond jarenlang onaanvaardbare geurhinder van een pluimveebedrijf. Volgens de omwonenden had de exploitant onvoldoende maatregelen genomen om deze geurhinder te voorkomen.
Het openbaar ministerie ging over tot dagvaarding van de exploitanten en de omwonenden stelden zich burgerlijke partij.
De rechtbank stelde de omwonenden in het gelijk en oordeelde dat de exploitanten een inbreuk hadden begaan op de zorgplichtbepaling vervat in artikel 5.4.9, §2 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), alsook op artikel 5.4.9, §1 DABM wegens de miskenning van de bijzondere milieuvoorwaarden. Er werd een geldboete, een burgerrechtelijke schadevergoeding en een exploitatieverbod opgelegd.
1.3 Relevante wettelijke bepalingen
Artikel 5.4.9. DABM
Ҥ1. De exploitant van een ingedeelde inrichting of activiteit is verplicht de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden na te leven.
§2. Ongeacht de verleende omgevingsvergunning treft de exploitant altijd de nodige maatregelen om schade, hinder, incidenten en ongevallen die de mens of het milieu aanzienlijk beïnvloeden, te voorkomen.
Ongeacht de verleende omgevingsvergunning treft de exploitant, in geval van incidenten en ongevallen die de mens of het milieu aanzienlijk beïnvloeden, onmiddellijk de nodige maatregelen om de gevolgen ervan voor de mens en het milieu te beperken en om verdere mogelijke incidenten en ongevallen te voorkomen.”
Artikel 16.6.1. DABM
“§1. Elke opzettelijke of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid gepleegde schending van de door deze titel gehandhaafde milieuvoorschriften is strafbaar met een gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met een geldboete van 100 euro tot 250.000 euro of met een van die straffen.”
Artikel 16.6.6. DABM
“§1. Naast de straf kan de rechtbank, ofwel ambtshalve, ofwel op vordering van het openbaar ministerie, ofwel op vordering van de gemachtigde ambtenaar, ofwel op vordering van de burgerlijke partij, bevelen om de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen, het strijdige gebruik te staken of aanpassingswerken uit te voeren.”
2 Burenhinder
2.1 Referentie
Vredegerecht 15 mei 2023, 22A3007/5, buurtbewoners t. 3M
2.2 Beknopte samenvatting
De omwonenden van de chemiefabriek van 3M in Zwijndrecht ondervonden ernstige hinder ingevolge de PFAS-vervuiling die afkomstig was van deze fabriek.
In mei 2022 ging het gezin over tot dagvaarding van 3M voor het Vredegerecht te Antwerpen. De buurtbewoners eisten onder meer 3M te veroordelen op basis van foutloze aansprakelijkheid voor bovenmatige burenhinder conform artikel 3.101 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW), tot het betalen van een provisioneel bedrag van in totaal 2.000 EUR.
De vrederechter veroordeelde 3M tot het betalen van de provisioneel bedrag.
Ook geurhinder zou in bepaalde gevallen kunnen kwalificeren als bovenmatige burenhinder. Daarbij zal het van cruciaal belang zijn om de geurhinder te kunnen objectiveren a.d.h.v. geurstudies en/of inspectieverslagen. Het bovenmatig karakter van de burenhinder zal steeds een in concreto beoordeling vereisen.
2.3 Relevante wettelijke bepalingen
Art. 3.101 Nieuw burgerlijk wetboek
“Bovenmatige burenhinder
§1. Naburige eigenaars hebben elk een recht op het gebruik en genot van hun onroerend goed. Bij de uitoefening van hun gebruik en genot eerbiedigen ze het geschapen evenwicht door geen hinder op te leggen aan de nabuur die de normale ongemakken uit de nabuurschap overtreft en hem toerekenbaar is.
Om de bovenmatigheid van de hinder te beoordelen, is rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals het tijdstip, de frequentie en de intensiteit van de hinder, de eerstingebruikneming of de publieke bestemming van het onroerend goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.
§2. Degene die het vermelde evenwicht schendt, is gehouden dit te herstellen. De rechter oordeelt welke van volgende maatregelen passend zijn om het evenwicht te herstellen:
1° een vergoeding in geld die de bovenmatige hinder compenseert;
2° de vergoeding van de kosten verbonden aan compenserende maatregelen op het gehinderde onroerend goed om de hinder tot het normale niveau te verminderen;
3° voor zover dit op zich geen nieuw onevenwicht doet ontstaan en een normaal gebruik en genot van het onroerend goed hierdoor niet wordt uitgesloten, het bevel de handeling die het evenwicht verstoort te staken of op het hinderende onroerend goed maatregelen te nemen die de hinder verminderen tot het normale niveau.
§3. Indien één of beide naburige onroerende goederen bezwaard zijn met een recht ten voordele van een derde die een attribuut van het eigendomsrecht heeft, zijn de paragrafen 1 en 2 van toepassing op die derde voor zover deze hinder is veroorzaakt door de uitoefening van het attribuut dat hem kan worden toegerekend.
Indien de hinder voortvloeit uit werkzaamheden die door de betrokken eigenaar of de titularis van dit attribuut expliciet of stilzwijgend zijn toegelaten, wordt deze geacht hem toerekenbaar te zijn.
§4. De vordering voor bovenmatige burenhinder verjaart overeenkomstig artikel 2262bis, § 1, tweede en derde lid, van het oude Burgerlijk Wetboek.”
3 Bestuurlijke maatregelen
3.1 Referentie
Raad van State, 24 maart 2016, nr. 234.237
3.2 Beknopte samenvatting
De omwonenden van een veestal dienen tal van klachten in over geurhinder m.b.t. de varkens die gehouden worden. De burgemeester van de gemeente legt de exploitant bestuurlijke maatregel(en) op waarbij het haar o.m. verboden wordt om nog varkens te houden op het bedrijf en alle nog aanwezige
varkens tegen ten laatste 15 november 2012 te verwijderen. Uiteindelijk wordt door de Vlaamse minister voor leefmilieu nog een bestuurlijke maatregel opgelegd om tijdelijk geen nieuwe dieren aan te voeren.
Deze laatste bestuurlijke maatregelen worden door de exploitant aangevochten bij de Raad van State, maar zonder succes.
3.3 Relevante wettelijke bepalingen
Bestuurlijke maatregel
Artikel 16.4.5. (en volgenden) DABM
“Na de vaststelling van een milieu-inbreuk of milieumisdrijf kunnen bestuurlijke maatregelen worden opgelegd.
Bestuurlijke maatregelen kunnen worden opgelegd ten aanzien van degene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken.
De Vlaamse Regering kan bepalen in welke omstandigheden bestuurlijke maatregelen moeten worden opgelegd.
(…)”
Artikel 16.4.18. DABM
Ҥ. 1. De volgende personen kunnen, als ze kennis hebben van een milieu-inbreuk of milieumisdrijf, bij de personen, vermeld in artikel 16.4.6, de oplegging van bestuurlijke maatregelen verzoeken :
1° natuurlijke personen en rechtspersonen die rechtstreeks nadeel lijden als gevolg van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf;
2° natuurlijke personen en rechtspersonen die een belang hebben bij de beteugeling van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf;
3° rechtspersonen in de zin van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu.
§2. Het verzoek om de oplegging van bestuurlijke maatregelen moet voldoende gemotiveerd zijn en aannemelijk maken dat er een milieu-inbreuk of milieumisdrijf is.
(…)”
Milieu-inbreuk(en) m.b.t. geur (niet exhaustief)
Artikel 5.4.9 DABM
Ҥ1. De exploitant van een ingedeelde inrichting of activiteit is verplicht de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden na te leven.
§2. Ongeacht de verleende omgevingsvergunning treft de exploitant altijd de nodige maatregelen om schade, hinder, incidenten en ongevallen die de mens of het milieu aanzienlijk beïnvloeden, te voorkomen.
Ongeacht de verleende omgevingsvergunning treft de exploitant, in geval van incidenten en ongevallen die de mens of het milieu aanzienlijk beïnvloeden, onmiddellijk de nodige maatregelen om de gevolgen ervan voor de mens en het milieu te beperken en om verdere mogelijke incidenten en ongevallen te voorkomen.”
Artikel 4.1.3.2. VLAREM II
“Met behoud van de toepassing van artikel 4.1.2.1. treft de exploitant als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen om de buurt niet te hinderen door geur, rook, stof, geluid, trillingen, niet-ioniserende stralingen, licht en dergelijke meer.”
4 Overheidsaansprakelijkheid
4.1 Referentie
Burgerlijke rechtbank den Haag, 14 september 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9119
4.2 Beknopte samenvatting
In 2020 dagvaardde een groep Nederlandse burgers de Nederlandse staat omwille van een ontoereikende bescherming tegen stankoverlast rondom veehouderijen. Deze groep burgers eiste een schadevergoeding voor gederfd woongenot en gezondheidsschade.
Op 14 september 2022 veroordeelde de burgerlijke rechtbank in Den Haag de Nederlandse Staat omdat zij onrechtmatig had gehandeld ten opzichte van acht omwonenden van veehouderijen. De rechtbank stelde dit vast “doordat de bescherming tegen geurhinder die de [Wet geurhinder en veehouderijen] hen [de omwonenden] biedt in het licht van artikel 8 EVRM tekortschiet, respectievelijk heeft tekortgeschoten en ten aanzien van hen geen redelijke en passende maatregelen zijn genomen”. De rechtbank veroordeelde de Nederlandse Staat ook tot het betalen van een (nog vast te stellen) schadevergoeding.
Ook in Vlaanderen is een soortgelijke zaak hangende.
4.3 Relevante wettelijke bepalingen & rechtspraak
Artikel 8 EVRM – Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven
- Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
- Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
HvJ, 9 december 1994, 16798/90, López Ostra t. Spanje