Nitraat, stikstof en water – één of drie rechtszaken?

De verleiding is groot om rechtszaken rond nitraat, stikstof en water te bundelen in één grote rechtszaak. Er zijn goede argumenten voor: de landbouw is altijd betrokken partij en het gaat over Europese richtlijnen. Toch meent Dryade dat het beter is verschillende rechtszaken aan te spannen. Zoniet worden de zaken te complex en er zijn teveel verschillende maatschappelijke sectoren bij betrokken.

Een aantal Europese richtlijnen van belang voor natuur en milieu zijn intussen volwassen geworden. Het gaat over de Nitraat-, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. De Nitraatrichtlijn dateert van 1991 en is intussen een dertiger. Deze richtlijn werd in Vlaanderen omgezet in het Mestdecreet. In 1992 werd de Habitatrichtlijn goedgekeurd en in Vlaanderen omgezet in het Natuurdecreet. Het Europees parlement keurde in 2003 de Kaderrichtlijn Water goed die in het decreet Integraal Waterbeleid uitgevoerd werd.

Ook al is deze wetgeving 20 à 30 jaar van kracht, toch is er weinig vooruitgang geboekt in Vlaanderen. Intussen is het 6de Mestactieprogramma (MAP6) van kracht maar is het nitraatprobleem nog altijd even groot. De waterkwaliteit blijft ondermaats en het stikstofprobleem in Vlaanderen is zo mogelijk nog groter dan in Nederland.

Omdat we ter plaatse blijven trappelen gaan stemmen op druk te zetten via de rechtbank. Natuurpunt deed dit succesvol in de zaak tegen Roebben lv met de Habitatrichtlijn. Greenpeace Belgium is bezig een zaak op te starten rond MAP6 en nitraat. Telkens komt de vraag op tafel niet beter in één grote dan drie aparte rechtszaken behandeld worden.  

De voordelen van één overkoepelende rechtszaak lijken duidelijk. Er is de “proceseconomie”, één rechtszaak kost minder dan drie. Het gaat toch telkens over Europese richtlijnen met directe werking, omgezet in Vlaamse wetgeving, met genoeg jaren op de teller om te bewijzen dat het met nitraat, stikstof, fosfaat,… de verkeerde kant uitgaat en landbouw speelt telkens een belangrijke rol.

Toch denkt Dryade dat het raadzaam is drie aparte rechtszaken aan te spanne omdat het over complexe wetenschappelijke materie gaat die bovendien op verschillende sectoren impact heeft.

De rechter die over de zaak moet oordelen is juridisch geschoold maar niet wetenschappelijk onderlegd. Voor elke richtlijn moet een andere argumentatie op basis van cijfergegevens, rapporten en wetenschappelijke literatuur opgebouwd worden. Het is voor een rechter al moeilijk genoeg dit te behappen voor één richtlijn. Hem overladen met informatie over drie richtlijnen is onhaalbaar.

Bovendien zullen de drie procedures naar verwacht gevoerd worden voor een rechtbank van eerste aanleg. Dit is namelijk de rechter met de “residuaire bevoegdheid”. Als de wet geen specifieke rechtbank aanduidt (bijv. ondernemings-, arbeidsrechtbank,…) komt de zaak voor eerste aanleg. Dit houdt in dat deze rechter een heel breed gamma aan zaken voorgeschoteld krijgt. Een reden te meer om hem niet te belasten met al te complexe zaken.  

Verder hebben de drie richtlijnen telkens betrekking op de landbouwsector. Met betrekking tot de stikstofproblematiek in de Habitatrichtlijn zijn industrie en transport ook betrokken partijen. Voor de Kaderrichtlijn Water is het uitblijven van een aansluiten voor 400.000 woningen een groot probleem. Behalve een verschillende wetenschappelijke onderbouw zijn voor de drie richtlijnen ook verschillende sectoren betrokken. Een tweede argument om de drie zaken in aparte procedures onder te brengen.